Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En den stam, dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat [37]om den zoon, [38][dien] Gij U gesterkt hebt! 37. Versta hier, den Zoon Gods. Verg. hfdst.2 vs.7; Jes.9:5; Dan.9:17, en vs.18. Anderen verstaan door den zoon hier een jonge spruit, en duiden het op Israel of de gemeente Gods. 38. Verg. Jes.49:1,2,3,4,5,8, enz. Anders, [spruit] [die] Gij groot en sterk gemaakt hebt tot uwe eer, en om vrucht daarvan te genieten.